Complexe vraagstukken, rijke oplossingen

Complexe vraagstukken, rijke oplossingen

Foto: Justin Heap on Unsplash

Vraagstukken die ertoe doen, verdienen een aanpak die ertoe doet. En dan hebben we het niet per definitie over grote interventies of ingewikkelde scenariotrajecten. Het gaat erom dat op tafel komt wat er nodig is en hoe iedereen daar vanuit zijn eigen perspectief naar kijkt.Dat schept ruimte voor de rijke oplossingen die een organisatie echt verder kunnen helpen.

Er is wel het een en ander voor nodig: verliefd worden op het vraagstuk, de juiste mensen aan tafel zetten, het onderliggende verlangen benoemen en niet te vergeten: nieuwe gewoonten bouwen. Over al deze dingen schrijven we in ons nieuwe artikel  ‘Complexe vaardigheden, rijke oplossingen’. Het is het vervolg op ‘Kleine vaardigheden, grote gevolgen’ (beide artikelen vind je hier). Heb je tien minuten over? Misschien wil je het eens lezen. We zijn benieuwd wat je ervan vindt (mail naar robbin@bureaudebedoeling.nl).

Naar de pagina publicaties.

Nooit meer een artikel missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Het formulier vind je onderaan de homepage.

Kleine vaardigheden, grote gevolgen

We hebben in Den Haag – zo schijnt – een probleem met de bestuurscultuur. Waarbij diegenen die dit constateren, vaak naar een ander wijzen om verschil te maken. De vraag ‘wie heeft het gedaan’, wordt veel vaker gesteld dan de vraag ‘waarom het zo is gegaan’. Dit is volgens ons geen typisch Haags probleem, maar een uiting van een algemeen gebrek aan aandacht voor kleine vaardigheden. Luisteren, waarnemen, vragen stellen, ordenen en samenvatten: het zijn kleine, maar essentiële vaardigheden, die we vaak vergeten toe te passen, juist als het er echt om gaat. Het gevolg is vaak dat er ‘arme’ oplossingen op tafel komen, waarmee niet iedereen in de organisatie zich verbonden voelt. Door onszelf niet als consument maar als producent van de (bestuurs)cultuur in organisaties te zien, kunnen jij en ik verschil maken. Want kleine vaardigheden hebben grote gevolgen, en door alert te zijn op onze eigen kleine vaardigheden zetten we de toon voor een andere cultuur. Daarover schreven we een artikel, dat je kunt vinden op de pagina publicaties. We horen graag wat je ervan vindt.

 

Op zoek naar identiteit (Sinan Çankaya)

Onlangs las ik het boek ‘Mijn ontelbare identiteiten’ van Sinan Çankaya. Dit fragment (over de zoektocht naar identiteit van vele Nederlandse jongeren met een niet-westerse achtergrond) wil ik graag met je delen:

“Nationalisme is voor mij geen droge theorie, geen ver-van-mijn-bedshow. Die ene woensdagavond dat Clarence Seedorf mijn leven aanraakte, werd me dat heel duidelijk.
In de jaren negentig voetbalde Nederland meermaals tegen Turkije. Gekluisterd aan de televisie volgde ik eerst gespannen en toen met ongeloof de loting voor de kwalificatiewedstrijden. Weer in een poule ‘met Nederland? Verslagen gooide ik de afstandsbediening richting de televisie om die vervolgens weer gedwee op te rapen, omdat er een felle waarschuwing vanuit de keuken tot mij kwam. Ik wantrouwde de voorzitters van de FIFA, João Havelange en Sepp Blatter, om andere redenen dan waar de voetbalwereld hen om verguisde, en meende vastberaden dat de mannen het samenzweerderige plan hadden opgevat om mij van een onbekommerde jeugd te beroven. Zowel in 1994 als in 1998 zat Turkije in een poule met Nederland voor de kwalificatiewedstrijden van het wereldkampioenschap voetbal. Turkije zou steeds verliezen. Vrij snel werd duidelijk dat er beduidend meer op het spel stond dan kwalificatie voor het eindtoernooi: de wedstrijden werden een symbool van een ‘gebrekkige integratie’, ze golden als het bewijsstuk van de ontbrekende loyaliteit van migranten in een verward land dat aan besluiteloosheid over diezelfde migranten ten onder ging. (…)
Al in 1992, ik was tien jaar oud, besloten mijn klasgenoten dat ik voor Turkije was. Dat geschiedde op mijn basisschool, in een sterk etnisch gemêleerde klas. Dit onomkeerbare sentiment zou met de jaren aanzwellen. Na het verlies in 1992 (3-1 winst voor Nederland) en in 1993 (idem) werd ik door klasgenoten, vrienden en kennissen van de voetbalclub wekenlang getrakteerd op hoongelach. Ik moest tot in den treure Turkengrappen ondergaan. In die jaren waren scheldwoorden overbodig; het woord ‘Turk’ vormde geen denominatie voor een etnische groep maar was een scheldwoord op zichzelf. ‘Turk’ behoefde geen negatieve kwalificaties.
Ik was zo’n Turk, en dus voor Turkije.
Ook in de aanloop naar de wedstrijd op 2 april 1997 in het zogezegd ‘kolkende’ Atatürk Stadion in Bursa (in alle kranten kwam je het bijvoeglijk naamwoord ‘kolkende’ tegen), had iedereen in mijn grotendeels witte vwo-klas voor mij uitgemaakt waar mijn loyaliteit, affiniteit en solidariteit lagen. Ik stond helemaal niet voor een keuze, kon helemaal niet achteloos meegaan in de feeststemming van mijn klasgenoten. Zelf had ik nog nauwelijks kunnen nadenken over de vraag: om welke keuze ging het nu precies? Dat de druk om te integreren maar één kant opgaat, ondervond ik daarbij vroegtijdig: waar moest ik in vredesnaam in integreren? Ik zat op het vwo, haalde goede cijfers en sprak beter Nederlands dan de verzameling mompelende boeren uit aangrenzende gemeenten. Maar toen het erop aankwam, was ik plots weer een Turk, en voor Turkije. Geleidelijk aan nam ik de rol van Turk op mij. Ik zou hem een tijdlang met zo’n overtuiging, verve en blinde passie vertolken, dat ik op den duur vergat hoe deze ‘keuze’ ooit tot stand was gekomen.” (…)

Maatwerk

Met verbijstering kijk ik naar (stukjes van) de parlementaire enquête ‘Toeslagenaffaire’. Een tranendal, vooral voor de ouders die dit leed is aangedaan. Vingerwijzen, het onvermogen om bij te sturen of het echte probleem te zien. Ingrepen die eerder politiek gemotiveerd lijken dan ingegeven vanuit de wil om problemen op te lossen. Dit zeg ik zonder persoonlijke beschuldigingen, ook omdat ik denk dat de meest (top)ambtenaren en politici – net als ik – met de beste bedoelingen doen wat ze doen. En toch gaat het hier verschrikkelijk mis.
Ondertussen dwalen mijn gedachten naar de ’25 verbetermaatregelen Passend Onderwijs’ van onderwijsminister Arie Slob. Hoe begrijpelijk die ook zijn, en hoe verklaarbaar ook – de vraag blijft wat mij betreft: welk probleem lossen we hiermee op? En voor wie?
Misschien moeten we een beetje minder in politieke oplossingen denken en wat meer vanuit de praktijk. Meer individueel en minder systeem. Het lijkt me dat dát de essentie zou moeten zijn bij passend onderwijs: individueel kijken naar kinderen, hun vermogen, hun talenten en hun omgeving. En natuurlijk ook naar ons eigen vermogen tot maatwerk. Met oog voor de grenzen van de maakbaarheid.

Anders kijken naar zelfevaluatie

We zaten aan de koffie. Eén jaar RvT alweer in de nieuwe samenstelling, het was om voor ze het wisten. Tijd voor de eerste zelfevaluatie, onder externe begeleiding. En dus ging vorige week de telefoon: of BdB die externe begeleiding kon verzorgen? Nu zaten we aan tafel, halverwege de koffie. Ik besloot het maar gewoon te zeggen: “Ik geloof niet dat ik dit moet doen.”

Er viel een stilte, ook door mijn eigen ongemak. “Je weet hoe het verdergaat”, zei ik toen. “We voeren gesprekken of er worden vragenlijsten ingevuld, we doen een sessie en dan komt het verslag. En al spreken we af dat jullie dat zelf schrijven, toch vragen jullie me een paar regels op papier te zetten. Dus schrijf ik het verslag en dan gaat ergens in het voorjaar van 2022 wéér de telefoon.

Maar wat als we er nou eens anders naar kijken? Als jullie nou eens tien jóngeren uitnodigen voor de koffie? En dan aan die jongeren uitleggen wat jullie toevoegen aan hun onderwijsorganisatie?”

Weer was het stil. De secretaris van de RvT was de eerste die reageerde. “Maar wij hoeven toch geen verantwoording af te leggen aan leerlingen?” Het klonk bezorgd.

“Nee”, zei ik, “niet echt. Maar daar gaat het niet om. Als jij het aan jongeren kunt uitleggen, kom je zelf tot de essentie. Dát is waar het om gaat.”

Ook nieuwsgierig hoe jij de eindgebruiker (leerling, ouder, cliënt) een spiegel kunt laten zijn voor jouw organisatie? Neem contact op, dan bespreken we de mogelijkheden.

27 september: onze takeaways

Bijna twee weken geleden stonden we aan de vooravond van het vrijgezellenfeest van Bureau de Bedoeling. Verwachtingsvol en ook wel met wat zweet in de handen, want hoe zou het zijn? Het werd de meest inspirerende dag die we ons maar konden wensen (dank allemaal!). Hier enkele inzichten die ons persoonlijk zijn bijgebleven.

Gewoon luisteren

Robbin: “Van de sessies met de jongeren van WALHALLAb nam ik mee dat echt in gesprek zijn helemaal niet zo makkelijk is. Jongeren vragen om begrip, een luisterend oor, een plek waar zij respect ervaren. Volwassen willen zich vaak wel verdiepen in hun individuele motivatie en behoeften, daarnaar luisteren en er ook best mee aan de slag.
Maar eenmaal in gesprek gaan we al snel weer oplossingen fabriceren voor uitdagingen die ‘de wet’ of ‘het systeem’ stelt. Of we richten ons tot andere ‘volwassenen’ die dezelfde taal spreken. En als we niet oppassen vergeten we zomaar wat voor deze jongeren de bedoeling is. Namelijk dat we ‘gewoon’ even stil zijn en echt luisteren. Dat we doorvragen om hen te begrijpen en ingaan op de wijsheid die zij met zich meebrengen, in plaats van er direct een grote-mensen-systeem-saus-discussie naast te zetten.
Nee, het is niet eenvoudig om werkelijk in contact te zijn met de mensen op wie ons uiteindelijk richten. We willen wel, maar hebben liever antwoorden dan vraagstukken. En we gaan het ongemak van ‘het-ook-even-niet-weten’ eerder uit de weg dan het aan te kijken.”

Meerdere brillen

Naima: “In het filmlab van Robbert Braak leerden we goed te kijken, anders te kijken en samen te kijken door verschillende brillen. Want ieder kijkt door zijn eigen bril naar een fragment. Logisch, en toch telkens weer verrassend als dat zichtbaar wordt. Om met Mieke Boon te spreken: ‘Alleen door samen te kijken, leer je je eigen vooronderstellingen kennen.’ Daar staat Bureau de Bedoeling ook voor: zorgvuldig kijken, vanuit meerdere perspectieven of brillen.

Geen passagiers, maar crew

Marion: “We openden met een uitspraak van Marshall McLuhan: ‘There are no passengers on spaceship earth. We are all crew.’ Toen ik zag hoe de jonge vloggers Lars en Niels – net als de jongeren van WALHALLAb trouwens – deze dag hun rol vervulden, dacht ik: aan de leerlingen zal het niet liggen. Zij willen geen passagiers zijn op het ruimteschip dat ‘school’ heet. Maken wij ruime voor hen in onze crew?”
(De vlog van Lars & Niels vind je hierboven.)

Tik op de vingers

Suzanne:Wouter Hart, auteur van ‘Verdraaide organisaties’ en ‘Anders vasthouden’, sprak over werken vanuit de bedoeling. ‘Zet de oplossingenmachine stil’, zei hij: ‘geef de ander niet de oplossing, maar het probleem’. Hoe vaak doen we dat niet andersom, in organisaties, op school en thuis?
Niemand die er gelukkig van wordt: als ‘oplosser’ ga je je ergeren (‘kan hij het nu nóg niet zelf?’) en de ander voelt zich klein gehouden, over het hoofd gezien. En toch schiet onze hand de volgende keer wéér naar de knop van de oplossingenmachine. Hoe geven we onszelf op tijd een tik op de vingers?

De bedoeling van taal

Tot slot filosofeerde woordkunstenaar Harm Klifman (in november verschijnt zijn nieuwe boek ‘Cicero leest Covey’) met ons over ‘de bedoeling van taal’: ‘In kennisproductie als gezamenlijke onderneming zullen we het creatieve potentieel van taal moeten aanboren om te ontsnappen aan sjablonen en reflexen, aan betekenisloze rituelen en holle frasen. Dat kan lukken als we ons realiseren dat taal nieuwe werkelijkheid kan scheppen, nieuwe situaties tot leven kan brengen, ontspoorde verhoudingen kan herstellen en nieuwe handelingsperspectieven kan openen. Dat zijn zomaar wat verschillende bedoelingen die verborgen liggen in taal. Het gaat erom die steeds te ontdekken en wel in twee richtingen: ontdekken hoe taal kennelijk werkt (bewust zijn van) én ontdekken hoe we taal het werk kunnen laten doen (bewust inzetten van).’

27 september gemist? Kom op 13 december naar Café de Bedoeling in polderrestaurant De Haven van Eemnes, Eemweg 112, Eemnes. Binnenkort meer hierover!

 

Eén trip, vier ezels en een paar wijze lessen

Kennismaken kost tijd, en de meeste dieren (en dus mensen) zijn te vertrouwen, ook als je daaraan twijfelt.

Twee jaar geleden fietste ik met mijn dochter vanuit ons huis naar het huis van mijn ouders. Nu, twee jaar later, zijn Isa en ik opnieuw samen op de fiets gestapt. In de trein naar Maastricht, door België de Vaalserberg op (het hoogste punt van Nederland), om vandaaruit de weg naar huis in te zetten.

Het leuke van meerdaagse wandel- en fietstochten is dat er altijd onverwachte dingen op je pad komen. In dit geval vier ezels. Vlakbij Tegelen, langs de Maas. Zodra we stilstaan, komen ze kennismaken. Eerst met de linker- en rechterkant van mijn stuur, niet snel daarna met het zadel en stuur van mijn dochter. Eerlijk gezegd toch een beetje spannend. Zeker met ezels, die volgens het gezegde koppig zijn en maar matig luisteren (en leren). Natuurlijk valt het reuze mee. Een keer aaien, een kleine duw en nog een liefkozend kopje en we zijn weer onderweg.

In de kilometers die volgen, hebben we het nog vaak over die vier ezels. En dat we het eerst spannend vonden en pas later leuk, zoals dat vaker is met onbekendheid. Nieuwe klas, nieuwe stappen in je leven, een nieuw bureau beginnen. Het loont de moeite om even de tijd te nemen om kennis te maken, je eigen spanning te onderzoeken en je oordeel uit te stellen. Niets nieuws misschien, maar toch de eerste wijze les die mijn dochter en ik (her)produceren tijdens deze trip.

Natuurlijk voel ik me als vader verantwoordelijk voor het reilen en zeilen tijdens de tocht. Goede voorbereiding, materiaal op orde, globaal idee van de route (en afstanden), enzovoort. Ook onderweg: ‘Kijk uit!’ ‘Tegenligger!’ ´Loslopende hond!’. Mijn dochter is ondertussen twaalf en laat met een lieve, meewarige blik af en toe merken de aandacht te waarderen, maar de gevaren meer als mijn zorg dan als reëel risico te zien: ‘De meeste baasjes van honden weten toch heel goed of hun hond bij fietsers los kan lopen!’ Ik kan dit alleen maar bevestigen. ‘Maar,’ zeg ik, ‘weet je nog die ene keer toen we net in Laren woonden en je aangevallen werd door die witte hond?’ ‘Pap, dat is al best lang geleden, hoor.’

In de kilometers die volgen, (her)produceren we samen onze tweede wijze les: dat negatieve ervaringen vaak langer blijven hangen en ons doen en laten veel meer beïnvloeden dan positieve ervaringen, althans de vader in dit verhaal. Dat we alle keren dat een hond ons rustig liet passeren blijkbaar vergeten, maar dat het witte hondje nog steeds in ons geheugen staat gegrift.

Overigens kan ik het je aanraden om een paar dagen met één van je kinderen op pad te gaan. Niet alleen krijg je tal van leuke reacties, ook word je uitermate goed verzorgd: ‘Wilt u een lunchpakketje maken?’ ‘Extra water?’ ‘Kunnen we iets voor jullie doen?’ Een warm bad van goede bedoelingen. Dat is de derde wijze les: de meeste mensen zijn vol goede bedoelingen (ook als je die niet direct begrijpt) en als je daarvan uitgaat, zijn die bedoelingen veel beter te herkennen dan als je de ander wantrouwt.

Ten slotte is er nog een vierde les die ik meeneem. We zeggen vaak dat wijsheid met de jaren komt, maar eerlijk gezegd weet ik niet of dat zo is. Als je echt tijd neemt om te luisteren, aandacht voor elkaar hebt, samen kijkt, observeert en interpreteert, dan ontstaat gedeelde wijsheid. Een onbevangen (kinderlijke) blik helpt hierbij.

Vier wijze lessen dus in vier lange, gloedvolle dagen op de fiets:

  1. Kennismaken kost tijd en is best spannend,
  2. Negatieve ervaringen hebben meer invloed dan positieve ervaringen,
  3. Mensen zijn te vertrouwen en vol goede bedoelingen,
  4. Kinderlijke onbevangenheid helpt bij het creëren van wijsheid.

Ik ga proberen vanuit deze lessen te kijken, luisteren en leven. Als vader, echtgenoot en als initiatiefnemer van Bureau de Bedoeling. Als we elkaar ontmoeten, spreek me er dan gerust op aan.

De Bedoeling van Robbin

Ik geloof dat er ruimte is. Ruimte om tussen individualisering en globalisering regionaal het verschil te maken. Ruimte voor professionals in de zorg, het onderwijs, de jeugdhulp en andere sectoren. Ruimte om samen oplossingen te produceren met de eindgebruiker, afnemer of cliënt. Ik geloof dat dit kan en dat we de huidige kokers daarvoor moeten afbreken, overstijgen of op zijn minst verbinden.

Ik geloof ook in het oplossend vermogen van mensen. En dat het helpt als (ervarings)deskundigen daarbij een zetje geven. Niet alleen vanuit de klassieke deskundigheid van ‘beter weten’, maar ook vanuit de kunde om samen oplossingen te produceren. Het vraagt wel om moed. Moed om eindgebruikers een gezicht en een stem te geven, uit te gaan van vertrouwen en vermogen in plaats van wantrouwen en onvermogen. Moed om niet voor de intellectueel beste oplossing te gaan, om gelijkwaardig te co-produceren. Moed dus om een nieuw spel te spelen, een ander speelveld te definiëren met andere spelregels en nieuwe spelvormen.

Op dat speelveld staat Bureau de Bedoeling. Een verzamelplaats van goede bedoelingen. Een plek waar we de eindgebruiker in zijn kracht zetten en/of (samenwerkende) organisaties helpen hun cliënten in hun kracht aan te spreken. Een plek waar gelijkwaardigheid vanzelfsprekend is. Samen werken aan merkbare oplossingen. Dat is voor mij de Bedoeling.