Over armoede

The day after yesterday

Terwijl de vrouw die zich op voorhand al een plaats toekende in het rijtje van Drees, Den Uyl, Lubbers, Kok, Rutte haar wonden likt, … 

Terwijl de restaurateur van de Nederlandse rechtstaat zich bezint op ‘hoe nu verder’, … 

Terwijl de man die zijn commissariaat opgaf voor een leidende rol in de Nederlandse politiek de volgende zet in het schaakspel voorbereidt, … 

Terwijl de man die alles wil vernietigen wat ons landje verbindt met de grote wereld, in een overwinningsroes verkeert, … 

Terwijl de vrouw die het torentje alleen ambieert als het in duofunctie mag, zich als eerste aanbiedt om mee te regeren, … 

Terwijl zo’n beetje elke politicus de mond de laatste weken vol had van het woord ‘bestaanszekerheid’, … 

Terwijl dat alles gebeurt, … 

… zitten wij hier in Utrecht, bijna het hart van het ‘Nederland van Nu’, 

dat Nederland dat voor grote vraagstukken staat. 

Hoe te begrijpen wat gebeurt? 

 

Vandaag armoede. Samen op zoek 

en dat in juist deze wijk. 

Leerlingen zonder een goed thuis 

Intussen wel mooi in touw voor de gemeenschap. 

Armoede door schuld? Gebrek aan geld?

Wat een vraag! 

 

Waar staan we zelf?

Is armoede afhankelijk van context? Van toeval?

En wat doet armoede met je humeur? 

(In Oeganda reageren ze laconiek).

Is armoede een kwestie van contrast?

Ik in vergelijking met mijn peers?

Er zijn feiten en er zijn belevingen,

Er zijn ervaringen en er zijn verlangens,

Er zijn barrières en er zijn keuzemogelijkheden.

Maar waar heb ik het over? Wat als je er geen ervaring mee hebt?

(Cuba als eye-opener?) 

Armoede is ook een kwestie van perspectief. 

Armoede gaat om meer dan geld.

 

Wetenschap steekt de hand uit naar de praktijk.

Kinderarmoede is complex, zet ontwikkeling onder druk, 

Geen ruimte meer in je hoofd!

Mariëtte Lusse laat ons kennis maken met Anashya,

Wat een schat en wat een dappere meid. 

Dupe van wanbeleid van de overheid. 

Een ander huis, een andere school, 

teruggeworpen op zichzelf, kelderende cijfers, 

Eenzaamheid. ‘Mama niet stress bezorgen, 

die heeft het al zwaar genoeg.’ 

Hoe aan te sluiten bij nieuwe klasgenoten? 

stress, stress, stress. 

Exploderende relaties, kortsluiting in een hoofd. 

 

Armoede – zoveel risico’s, op zo’n grote schaal. 

Ga maar na: twee per klas, een op elke vijf leerlingen. 

Het kunnen je buren zijn, 

zzp’ers, failliete ondernemers, 

kijk er niet van op, zo dichtbij kan, 

buiten schuld, door omstandigheden die naar jou op zoek leken. 

 

Inmiddels is een confettifabriek opgetuigd om de boel te overzien.

Hoe samenhang te krijgen? 

Begin met het opbouwen van vertrouwen, 

niemand doet uit zichzelf zijn mond open. 

Angst voor verlies, voor schulden, voor grote duvels uit kleine doosjes. 

 

Goed kijken, daar gaat het om, ook in het onderwijs. 

Al die praktische dingen, verjaardagen, schoolreisjes, 

maandverband, verborgen kosten, 

pleisters plakken, dat wel en blijven doen. 

Verder kijken, pedagogische opgaven  

realiseren in nauwe samenwerking 

met hulptroepen die vertrouwd zijn in de school. 

Begrip kweken voor grote televisies in kale huiskamers, 

die staan daar niet zo maar. 

 

Goed kijken begint met opschorten van je oordeel. 

Alleen dan kun je vrij zijn in het bieden van hulp. 

Laagdrempelig, informeel kennis van de situatie bijeen sprokkelen. 

Die meenemen, van onderbouw naar bovenbouw, 

van basisschool naar middelbare. 

Handreikingen opstellen, het toeval een handje helpen? 

Je blik vergroten, je blinde vlekken opruimen. 

De ontwikkeling van het kind als focus, daar omheen organiseren. 

Niet van ouders overnemen, in hun waarde laten. 

 

Caroline Sarolea vertelt hoeveel inventiviteit het vergt om ouders te bereiken. 

Corona als testcase, proefpolder, polyglot ten top. 

Om überhaupt binnen te komen, film, app-groepen benaderen. 

Stichting Sleutelfiguren coördineert, initieert, actualiseert. 

Mamoen Loukili slaat een brug tussen ‘van binnen uit’ en ‘van buiten af’.

‘Zonder contact geen contract’. 

Vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen. 

‘Bestuurder, zie jezelf ook als burgervader.’ 

Sleutelpersonen als schakel, vaak informeel, verenig ze. 

 

Vergis je niet! 

Doe maar eens een workshop uitkering aanvragen. 

Zo ingewikkeld, razend makend. 

Je laat enveloppen dicht, niet nog meer! 

Je wilt niet gezien worden, je zou eens iemand tegenkomen. 

 

En dan is daar dat filmpje, op je app in jouw eigen taal: 

‘Blijf van de straat! Laat je niet opfokken!’ 

 

En dan is daar dat andere filmpje in jouw eigen taal: 

‘Meld je aan voor de Utrecht-pas, bij de Geldzaak. 

Schaam je niet. Laat het geld niet liggen, je hebt er recht op.’ 

 

Sleutelpersonen, een groep die hoop creëert, organiseert, mobiliseert, perspectief biedt. 

Leren van ervaringen, doen wat werkt, met een laag profiel een hoge drempel over, charisma benutten, informeel en formeel in harmonie verbinden. 

 

We wisselen uit, delen ervaringen en leren van elkaar. 

 

En terwijl Dilan, Pieter, Caroline, Geert, Frans in het Haagse hun eigen toekomst verkennen en die van de ander, van het mogelijk samen verder, terwijl dat allemaal gebeurt,…

… voelen wij ons verrijkt, geïnspireerd, uitgedaagd, op een spoor gezet, bewust geworden, gevoed om mogelijkheden te benutten. Zoiets, en meer. 

 

Dankjewel Mariëtte, Caroline, Mamoen, 

Dank en veel succes met jullie fantastische werk! 

 

Utrecht, Power College, 23 november 2023 

 

Hoe is het met jou? Lessen uit een pedagogisch ecosysteem

Cover Hoe is het met jou?Wat is ervoor nodig om ‘passend onderwijs’ daadwerkelijk tot een succes te maken? Er zijn allerlei structuren voor opgetuigd. Dat zeker. Meer dan 150 samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs opgeteld. Maar dan begint het pas. Hoe realiseer je de bedoeling van dat alles? Zo dus.

Gedrevenheid

Negen jaar lang gaf Astrid Ottenheym leiding aan het pedagogisch ecosysteem van een samenwerkingsverband. Zij trok met haar gedrevenheid en eigen stijl landelijke aandacht. Ottenheym deelt haar ervaringen nu in dit boek, Hoe is het met jou? samen met Robbin Haaijer, oprichter van Bureau de Bedoeling, haar klankbord in die jaren. Suzanne Visser en Richard Stuivenberg interviewden hen waarbij laatstgenoemde de redactie van het boek voor zijn rekening nam. 

Bedoeling 

De titel, de subtitel en ook de hoofdstuktitels trouwens, geven treffend weer waar het de auteurs om te doen is. Ze creëren een idioom, een eigen taal waardoor je met elkaar kunt blijven bij ‘de bedoeling’.  ‘Hoe is het met jou?’ drukt oprechte, ongeveinsde, persoonlijke aandacht uit van de onderwijsgevende voor het kind. Daar begint het mee en daar blijft het bij (positief op te vatten).

Ecosysteem 

De context van die aandacht is het ‘pedagogisch ecosysteem’. Dat klinkt misschien wat modieus maar verwoordt wel goed waar het om gaat: het kind (beter: dit kind) bezien vanuit het uitgebreide netwerk van relaties om zich heen, zoals ouders, familie, onderwiisgevenden, interne begeleiders, maatschappelijk werkers, consulenten, noem maar op. Of, zoals de auteurs het formuleren:

‘Het pedagogisch ecosysteem staat voor het zichtbare en onzichtbare netwerk van verbindingen. Het is een symbiotisch levensweb waar iedereen verschil kan maken voor het kind, welke rol of plek je ook hebt.’

Iedere ‘partij’ in dat netwerk doet ertoe, alleen al vanwege het specifieke perspectief dat die partij vertegenwoordigt. Het gaat om onderlinge verbondenheid en om wederzijdse afhankelijkheid binnen het systeem. 

Pedagogisch 

Mooi is dat gesproken wordt van pedagogisch ecosysteem en niet van onderwijskundig. Dat is een bewuste keuze omdat het altijd om pedagogische vragen gaat en niet om smal onderwijskundige. Zo proberen de auteurs het pedagogisch denken te heroveren op het dominante, veel te beperkte onderwijskundige denken. 

Hoop

En dan die titels van de hoofdstukken die treffend verwoorden waar het in de taal van ‘de bedoeling’ om gaat: ‘Organisatie van de hoop’, ‘Wonen in het concept’, ‘Uit de bubbel naar echt samen’, ‘Toekomsten maken we nu en samen’ en (uitdagend:) ‘Beter falen’.    

Mooi dat de auteurs vertrekken vanuit ‘de hoop’ die zij omschrijven als ‘een wensende verwachting’. Je zou het ook kunnen zeggen: je moet en wilt er allereerst zelf in geloven dat het anders kan, dat het goed kan komen.  

Hoop behoedt voor cynisme of defaitisme en zet juist aan tot positief handelen. De auteurs spreken in dit verband van ‘lichtmoedige diepgang’: je accepteert dat perfectie niet bestaat en je blijft de uitdaging zien. ‘We beginnen met de constatering: “dit gaat lukken, hoe gaan we het doen?”’ 

Wonen in concept 

‘Wonen in het concept’ betekent permanente oriëntatie op ‘de bedoeling van het concept’ opdat er überhaupt zinvolle samenwerking mogelijk is tussen al die partners in het ecosysteem. En dat betekent weer: kunnen omgaan met verschillen, met meerdere perspectieven op dezelfde zaak, met open staan voor andere perspectieven dan het jouwe door niet te denken in termen van belangen. En misschien gaat het uiteindelijk om ‘kunnen gaan met conflicten’. 

Bubbel

Om in een samenwerkingsverband vruchtbaar met elkaar tot resultaten te komen is het dus nodig dat al die partners uit hun eigen bubbel treden, samen op zoek naar een hogere synthese en tussentijds leren van ervaringen, ook als die niet uitpakken zoals werd gedacht. 

Puzzelen

En toen ik dit las, stuitte ik op een woordje dat haast achteloos een keer of wat door de tekst wordt gestrooid: het (werk-)woord ‘puzzelen’. Puzzelen om te weten te komen wat nou precies de kern van een vraagstuk is, puzzelen om passende oplossingen te vinden.  

Puzzelen, wat een goed gekozen woord! Het roept allerlei positieve associaties op: je gaat er eens goed voor zitten, het is heerlijk om het samen te doen, er zijn geen statusverschillen, je begint met eerst goed te kijken, soms proberen, soms ernaast zitten, allemaal wetend waar je naar toe werkt (vanuit welk eindresultaat je ‘terugwerkt’). ‘Puzzelen’ sluit aan bij die ‘lichtmoedige diepgang’: ook als je je er bijna in verliest blijf je oog houden voor de vele nuances, de verscheidenheid. 

Puzzelen gaat dus niet over: doordrukken, doorzettingsmacht, onderhandelen, ‘ruilen’, dubbele agenda’s, schaken op meerdere borden tegelijk, machtsverschillen, opleggen. Als je samen puzzelt dan werk je in gelijkwaardigheid maar met je eigen ogen aan het grotere geheel. De lat ligt hoog want elk stukje moet op zijn eigen plaats terecht komen. Dan is het ook niet erg als je er een keer naast zit; daar leer je van (‘beter falen’). 

Afsluiting

Hoe is het met jou? is een inspirerend boek dat ver weg blijft van afvinklijstjes en puntsgewijze opsommingen die vaak als dwingende waarheid worden gepresenteerd. Het boek bevat naast interessante quotes van vooraanstaande filosofen (Vaclav Havel, Paul Watzlawick, Marshall MacLuhan e.a.), citaten van mensen uit de onderwijspraktijk die zich het ‘wonen in het concept’ hebben eigen gemaakt.  

Het boek bevat werkelijk prachtige tekeningen van Ksenlia Anokhina. Ook vermeldenswaard: het grafisch ontwerp door Hans van der Woerd. 

Astrid Ottenheym en Robbin Haaijer, Hoe is het met jou? Lessen uit een pedagogisch ecosysteem. Uitgeverij Hens 2023. 146 pagina’s. € 29,95. Zie ook www.hoeishetmetjou.nu. 

 

Inspiratie

Eeuwenlang hielden we inspiratie voor een godsgeschenk. Het werd spaarzaam uitgedeeld, aan kunstenaars, aan dichters. De kruimels waren voor de gewone man of vrouw; ze werden hun toegeworpen zo rond de eerste dagen van december.

Tot inspiratie uit de hemel viel en wij, in onze almacht, meenden er zelf over te kunnen beschikken.

We zijn inspiratie gaan beloven, als iets tussen jou en mij. Of tussen een ‘inspirator’ en een groep.

We zetten inspiratie in als een belofte vooraf, vastgelegd in een contract, centrum van een transactie. We beschouwen inspiratie als een pakketje, door DHL te bezorgen op een moment dat met track-and-trace is te volgen.

‘Ik inspireer jou’, schrijft de zelfverklaarde goeroe op zijn LinkedIn-profiel. ‘Ik kom jou inspireren tot grote daden’. En hij post dagelijks op Youtube gevonden filmpjes op zijn account. En wij, wij geloven dat het bestaat: inspiratie op afroep.

Echt. Het is niet te geloven.

Want, bestaat het inderdaad: inspiratie die zichzelf onderwerpt aan een overeenkomst? Altijd gegarandeerd? Op elk moment opeisbaar? Dat ‘Tijdelijk niet leverbaar’ niet bestaat? Disclaimers overbodig zijn?

O, wat houden we onszelf voor de gek als we zo naar inspiratie kijken. Er zo over praten. Want natuurlijk weten we beter, natuurlijk doorzien we de valse belofte. We weten heel goed dat inspiratie zich niet laat afdwingen, dat het geen vooraf gesteld, SMART-geformuleerd doel kan zijn maar slechts bestaat bij de gratie van iets anders. Zoals in de tijd dat het nog een godsgeschenk was, een genade.

Iets anders?

Inderdaad. Denk maar terug aan al die keren dat je constateerde dat je geïnspireerd werd. Het is dan al gebeurd. Het is een constatering achteraf.  Wat ging er aan die constatering vooraf? En vooral: wat deed je zelf?

Was het niet dat …

… je je openstelde voor de ander?

… je bereid was echt te luisteren?

… je vragen stelde en niet eerder gehoorde dingen hoorde?

… je meedacht en je je eigen ervaringen naast die van de ander legde?

… in wat jullie wisselden het een niet beter, maar anders was en even serieus?

… je de ander erkende in zijn of haar eigenheid?

… dit wederzijds gebeurde?

… we onze ego’s even opgeborgen hadden?

… we samen de diepte in gingen?

… om samen te raken aan de bedoeling?

Gesproken column: Harm Klifman over Vertrouwen

Vertrouwen – het erover hebben staat gelijk aan het vaststellen van een tekort. En dat gebeurt echt heel vaak.

Denk maar aan het tanende vertrouwen in de overheid en in de instituties van onze democratie en rechtstaat.
Denk maar aan de steeds luider klinkende roep om leiderschap in organisaties.
Denk ook maar aan het wantrouwen tussen burgers onderling en aan de groeiende polarisatie over alles wat ons juist bij elkaar zou moeten brengen om tot duurzame oplossingen te komen (klimaat, milieu, ongelijkheid).

De tekst op deze video heft het alom geconstateerde tekort aan vertrouwen niet op, laat staan het verraderlijk sluimerend wantrouwen. Wel wil deze tekst verbinden en deelnemers aan vaak moeizame dialogen een basis voor verstandhouding en verder gesprek aanbieden.
De situatie is urgent, de noodzaak meer dan evident.

 

Taal onder spanning

In deze bijzondere tijden staan niet alleen wij onder spanning. Ook onze taal. Ons overkomen dingen die we niet eerder meemaakten. Het is nieuw en dus staan we voor de keuze welke woorden we aan deze gebeurtenissen willen verbinden. Zelf spreken ze geen taal, dat is iets van ons. Wat doen wij in zo’n situatie? We grijpen naar metaforen. Want metaforen zijn nu eenmaal de meest eenvoudige manier om het nieuwe te benoemen en wel in termen van het bestaande.

Het corona-virus is een medisch-biologisch fenomeen van het ongewenste soort. Daarom wordt het bejegend als een vijandig fenomeen waartegen de strijd moet worden aangebonden tot het verslagen is. Die strijd geldt het virus zelf natuurlijk, maar ik zag Youtube-filmpjes van complotdenkers voor wie die strijd verder gaat. Voor hen is het een strijd van de overheid tegen zijn eigen burgers, als gevolg van corruptie op het niveau van de WHO door toedoen van grote farmaceutische bedrijven. Ik zag twee eminente grijsaards parmantig spreken over ‘de staat van beleg’ waarin Nederland door Rutte is gebracht. Stemmingmakerij.

Roadmap

We zitten nog in de fase van de intelligente lockdown – een aanduiding waar sommigen van gruwen maar die ik wel kan waarderen. ‘Intelligent’ als slimme variant van ‘slim’.

Op dit moment wordt er geleidelijk een roadmap ontvouwd naar, ja naar wat eigenlijk? Naar ‘perspectief’ wordt gezegd, maar welk perspectief? Terug naar normaal? Naar het nieuwe normaal?

Dat woord roadmap herinnert me aan de vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnen en het document dat de Bush-regering opstelde, leidend tot de ondertekening daarvan op 4 juni 2003. Ook toen werd de metafoor van de routekaart gebruikt om vrede en herstel van het gewone leven mogelijk te maken, wat verder niet is gebeurd. Het is precies deze ‘breekbare vrede’ -stichtende connotatie van het woord roadmap die ook besloten ligt in de woordkeuze van ons kabinet.

Ladekast

Wat ik maar wil zeggen is dat taal ertoe doet. Dat het nauwkeurig komt welke woorden je kiest om iets nieuws te benoemen omdat je niet zo maar een greep in het lexicon van het Nederlands kunt doen, in onze taalvoorraad. Zo’n greep komt nauwkeurig, graaien is not done. Woordbetekenissen zijn geen geïsoleerde entiteiten. Woorden figureren in netwerken met andere woorden. Ze ontlenen hun kracht en betekenis aan dat netwerk.

Ik noemde het lexicon van het Nederlands, onze taalvoorraad. Ik kijk daar wel eens naar als naar een kolossale ladekast. In deze kast zijn de woorden niet op alfabet geordend van A tot Z zoals in het woordenboek, maar op hun onderlinge samenhang. Woorden uit het medische domein zitten samen in een laatje, net als de woorden in het pedagogisch domein; de woorden in zo’n laatje verwijzen naar elkaar. Woorden in het openbaar bestuur, bedrijfskundige termen – ze hebben allemaal eigen laatjes.

Juist door deze clusteringen van betekenissen is het belangrijk om in nieuwe situaties alert te zijn op het gebruik van woorden, beelden of metaforen. Voor je het weet krijg je de complete inhoud van een laatje over je heen. Is dat erg? Het is in elk geval opletten geblazen. Want achter de afzonderlijke woordbetekenissen en achter de relaties in het netwerk van die betekenissen gaan waarden en wilsuitspraken schuil over hoe je de wereld wilt ordenen, over hoe je de samenleving wilt inrichten, over wie er aan touwtjes mag trekken en wie niet.

Sferen

De eerste denker des vaderlands, Rene Gude was alert op die verschillende laatjes. Hij noemde ze alleen anders. Hij zei: je hebt vier verschillende sferen waarin je als mens actief bent:

  • je eigen prive wereld van je familie en vrienden;
  • de wereld van je werk, de private wereld, de wereld van het contract, de financiële wereld;
  • de wereld van de publieke ruimte waarin je overlegt, afstemt, dingen doet, denk aan stations, bibliotheken, de straat.
  • de politiek wereld, die van het debat en van politieke keuzes.

Interessant is nu dat de taal van het private, die van het contract de drie andere werelden is binnengedrongen. De wereld van de vrije markt heeft de andere sferen gekoloniseerd.

Privaat en publiek

Ik herinner me nog goed de kerstlezing van Zuidas-predikant Ruben van Zwieten voor B&T. Van Zwieten maakte ook dit soort onderscheidingen. Hij noemde als voorbeeld een yup die de vraag waarom hij juist deze vrouw als verloofde had gekozen, beantwoordde met een serie dots uit een PPT. Die yup gebruikte de taal van het private domein in de wereld van het privé. Die yup had ook, stralend van verliefdheid, kunnen zeggen (met dank aan Michel de Montaigne) ‘omdat zij het was, omdat ik het was’.

Vanwege dezelfde grensoverschrijding van het private in het privé, is het bedenkelijk om te spreken over ‘investeren’ in de relatie met je partner. Geef je daarmee niet impliciet aan dat je er meer uit wilt halen dan je zelf bereid bent er in te stoppen? Een investering moet wat opleveren, nietwaar? De boekhouding van je relatie.

De opmars van het New Public Management in het openbaar bestuur bracht een vergelijkbare overschrijding van de grens tussen privaat en publiek. Ik ben niet langer een burger die in het gemeentehuis een paspoort komt halen bij Burgerzaken. Ik ben een klant geworden die in het stadskantoor een product komt kopen in de gemeentewinkel. Brrr.

Wat ik maar wil zeggen is dat taal ertoe doet. Daar werd ik deze week nog eens op geattendeerd toen ik het net verschenen boek Taalkracht las waarin auteurs als Paul Verhaeghe en Christien Brinkgreve analyses van veranderende woordbetekenissen geven. Interessant is het verhaal van Eric Koenen die vier soorten veranderingen in organisaties onderscheidt, het Cynefin Frame, onder de interventionisten onder jullie vast bekend (een indeling in simpele, ingewikkelde, complexe en chaotische veranderingen). Interessant is de link naar de taal in die vier situaties. Die vergen namelijk elk een eigen managementtaal, een specifiek idioom.

Mee-betekenissen

Wat leert ons dit alles binnen de context van De Bedoeling? Ik denk aan het volgende.

Voor de complexe problemen waar we doorgaans aan werken, is het nodig analyses te maken van sleutelwoorden in vertogen, van dragende termen in een verhaal. Als we die op het spoor zijn, zou het moeten lukken om het laatje van samenhangende woorden verder te vullen. Vervolgens kunnen we het gesprek voeren over de vraag of we dat laatje wel geschikt vinden voor de zaken die erdoor worden benoemd. Is de taal van de private wereld wel geschikt voor een semi-publiek domein als het onderwijs? Neen dus, denk maar aan het woord ‘excellentie’, door Tommy Wieringa vorig weekend in NRC nog een ‘fopneus’ genoemd, ‘afkomstig uit een economisch model dat vervulling belooft maar in werkelijkheid schaarste produceert’. Ik refereer ook aan discussies op Twitter over de vraag of leerlingen nu wel of geen ‘achterstanden’ hebben opgelopen. Achter dat woord ‘achterstand’ zit een wereld van mee-betekenissen.

Zelf ben ik me, in vervolg op Cicero leest Covey, gaan toeleggen op het verzamelen van persuasieve sleutelwoorden in vertogen van goeroes, adviseurs en consultants (en in hun spoor managers). Het gaat dan om woorden als: echt, eigenlijk, inspiratie, co-creëren, verbinden, tegenspraak, omarmen, ooit, kwetsbaar.

Verzoek

Mijn hypothese is dat door het semantisch onderzoeken en filosofisch doordenken van deze woorden en door het clusteren van die woorden in groepen en die groepen onder te brengen in laatjes, het mogelijk wordt om iets te zeggen over de achterliggende normatieve waarden en wilsuitspraken.

Ik kom tot een afsluiting. Het genre van de gesproken column vereist nu een twist of een licht ironische referentie naar het begin van het verhaal zodat de cirkel rond is. Ik doe iets anders. Ik sluit af met een vraag aan jullie, een verzoek. Doe me een plezier en mail me, als je in je werk persuasieve sleutelwoorden tegenkomt in vertogen van goeroes, adviseurs en leidinggevenden en misschien zelfs in je eigen vocabulaire.

Ik laat me graag verrassen, ook als dat een dubieuze ervaring oplevert.

Breinmoes

Wie kent dit woord: breinmoes?

Ik zet drie flessen wijn klaar voor de eersten die zich melden. Eerlijk gezegd verwacht ik die niet meer vandaag. En morgen ook niet en overmorgen ook niet. Ik wil wedden dat niemand dit woord ooit heeft gehoord. Dat precies maakt het tot een spannend woord. Want wat zou het kunnen betekenen?

Ga nu niet gelijk naar allerlei digitale woordenboeken, want daarin zul je het niet vinden. En toch maakt ‘breinmoes’ deel uit van de Nederlandse woordvoorraad. Dus.

Doe je ogen dicht en geef je fantasie de vrije loop. Waar denk je aan bij het horen van het woord ‘breinmoes’?

….

Dank voor het meedoen.

Dacht je gelijk aan Engelse woorden als brainstorm, brainwash en brainpower? Of had je associaties met de neuropsychologie? Het zou zo maar kunnen.

Toen ik het woord voorlegde aan een goede vriendin gaf die terug: ‘Misschien ken ik het begrip breinmoes vanuit wat psychotische tijden. Dan ben ik min of meer slaaf van alle informatie die in mijn geest stapelt zonder daarin zelf stuur/richting aan te geven.’

Dit kwam bij mijzelf naar boven:

Verwijst het naar wat er van de hersenen overblijft na een fataal ongeluk waarbij vooral de schedel werd geraakt? Vergelijkbaar aan de uitdrukking ‘tot moes geslagen worden’?

Verwijst het naar een crash in de hersenpan waardoor opgeslagen informatie niet meer beschikbaar is? Bij een crash moet ik denken aan het scrabblebord (Wordfeud) na afloop van het spel: het bord wordt opgetild, licht gevouwen en in een homogene straal belanden de afzonderlijke letters in de doos. Alle eerdere woorden vernietigd.

Verwijst het naar een vorm van mentale lethargie als gevolg van de ervaring dat alles hetzelfde lijkt, één gelijkmatige vlakte, een brij waarin weinig verschil valt te onderscheiden? Zoals een grote bak met softijs of een verse pan met appelmoes?

Arnout Geulincx

Niets gemist

Nee, je hebt niets gemist. Het woord ‘breinmoes’ komt (voorzover bekend) slechts eenmaal voor in Nederlandstalige teksten. Het staat in de zeventiende eeuwse vertaling in het Nederlands van een, oorspronkelijk in het Latijn geschreven boek Van de hoofddeugden (1665) van de toen bekende geleerde Arnout Geulincx. De vertaling is van hemzelf en daarin past Geulincx mooi in de grote groep van geleerden die zich in die tijd beijverden voor de verspreiding van wetenschappelijke kennis in de volkstaal. Daarvoor was het nodig dat allerlei Latijnse vaktermen moesten worden voorzien van een Nederlands equivalent. Juist door dit soort vertalingen droegen deze geleerden bij aan de vorming van het Nederlands.

Overigens, het is dankzij de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoevens Dierbare woorden dat ik geattendeerd werd op dit woord. Hij kwam ‘breinmoes’ en nog een reeks andere niet-ingeburgerde, nieuwe Nederlandse termen tegen toen hij het boek van Geulincx ging lezen. Het woord heeft het woordenboek niet gehaald, ook niet het volumineuze Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Dus dankzij Verhoeven geef ik het graag door.

Breinmoes is een samengesteld woord uit ‘brein’ en ‘moes’, twee zelfstandige naamwoorden, beiden met wel een lange geschiedenis. ‘Brein’ staat sinds de middeleeuwen voor ‘hersenen’, ‘moes’ wordt in het Middelnederlands woordenboek omschreven als ‘spijs, eten, maaltijd’. In het WNT wordt de betekenis omschreven als ‘een of ander gerecht, gekookt of gestoofd van fijngehakte groenten met verschillende toevoegsels’.

En zo naderen we de betekenis die Arnout Geulincx er in 1665 aan gaf.

Drugs

Cornelis Verhoeven

Verhoeven wijst erop dat Geulincx het woord gebruikt in een medisch context en wel voor ‘een van de plantaardige brouwsels die apothekers maakten om de werking van malle breinen en wiggewaggelende suizelhoofden gunstig te beïnvloeden.’ Drugs dus of psychofarmaca.

Verhoeven voegt hier de vraag aan toe of het aardig zou zijn als een hedendaagse drugshandelaar zichzelf zou aanduiden als ‘koopman in breinmoezen’.

Tja. Zie je het al voor je? Een in felle kleuren vormgegeven neonreclame op de gevel van een verder obscure ‘coffeeshop’?

Anders dan in de zestiende en zeventiende eeuw hebben wij in onze tijd niet de neiging om woorden uit vreemde talen te vernederlandsen. We doen eerder het omgekeerde en burgeren exoten in. Bovendien, gezien de internationale positie van Nederland in de verspreiding van geestverruimende producten zal het woord ‘breinmoes’ deze status niet gemakkelijk halen. Neemt niet weg dat ‘breinmoes’ wel beter aansluit bij de realiteit van het product dat in ‘coffeeshops’ over de toonbank gaat.

Vanwaar mijn interesse voor dit woord?

Na het schrijven van Cicero leest Covey. Retorica in populaire managementboeken heb ik mijn vervolgonderzoek een nieuwe dimensie gegeven door me toe te leggen op (niet-technische) taalfilosofische reflecties op sleutelwoorden van de adviseur (en in diens spoor de manager). Dan gaat het om woorden als kwetsbaar, toekomstgericht, omarmen, echt, food for thought, eigenlijk, verbinden, delen, etc. Wat betekenen deze woorden? Wat duiden we er mee aan en wat doen we er mee?(1)

Michel Montaigne

Ik laat me daarbij inspireren door het werk van Cornelis Verhoeven, door de Vlaamse filosofe Ann van Sevenant die het boek Filosofie in honderd woorden schreef, door het werk van Michel de Montaigne (De Essays) en dat van Roland Barth.

Het is tegen deze achtergrond dat ik ‘viel’ op dit woord. Ik liet in mijn overzicht van betekenisassociaties er dan ook eentje weg. Een die refereert aan het werk van adviseurs en managers: het ontwikkelen van nieuwe concepten die in een proces van co-creatie met de opdrachtgever tot stand komen.

Samengesteld woord

Ik zei het al, ‘breinmoes’ is een samengesteld woord.

‘Brein’ verwijst dan naar de status van die concepten: ze bestaan alleen virtueel, op papier, digitaal of in de hoofden van betrokkenen, ze bevinden zich nog de ontwikkelingsfase. ‘Breinmoes’ als het resultaat van de ‘breinstorm’ die er als proces aan voorafgaat.

‘Moes’ roept dubbele associaties op: naar diversiteit (zoals in ‘moestuin’: het zaaien van opties/ handelingsperspectieven/scenario’s’. Boodschap: ‘er is nog heel veel mogelijk’) en naar homogeniserende verwerking  (zoals in ‘appelmoes’:. Boodschap: ‘we cirkelen wel rond een kern’).

Van de drugshandelaar hoeft niet verwacht te worden dat hij navolger wordt van het taalpurisme dat in de zestiende en zeventiende eeuw heel levendig was.

Valt er van de adviseur en manager wel wat te verwachten?

Mwah (?).

P.S.: Zijn er woorden die je me wilt meegeven voor deze exercitie – woorden die je opvallen? Mail die dan naar harm@bureaudebedoeling.nl.